Jan De Cock over de spreuk

spreuk-nov

 
“Er is een zekere verwantschap tussen wie gekluisterd is aan een ziektebed en wie in de gevangenis zit”, zegt Jan De Cock. “Beiden kunnen geconfronteerd worden met een fundamentele leegte en zinloosheid.” Als pastor en gevangenisvrijwilliger werkt, praat, leeft Jan met zieken en gedetineerden. Voor hen en over hen schreef hij ook de boeken ‘Hotel Prison’, ‘Hotel Pardon’ en ‘Doodgelukkig leven’. Wanneer we hem vragen wat die leegte kan vullen, antwoordt Jan met een stralende lach: “Liefde natuurlijk!”

Lege cellen, lege harten
In de gevangenissen die ik wereldwijd bezocht heb, heerst een grote leegte. Er zijn de lege, kale cellen met niets van gezelligheid. De kleuren en de geluiden die erg koud aandoen. Maar ook de harten van de mensen zijn leeg. Ik heb zoveel gedetineerden ontmoet die nooit bezoek krijgen. Zij verdorren, ze smelten weg. Verlatenheid ontmenselijkt.

202310_Jan_De_Cock_losses_pagina_1000x850.jpg

Het mooie is dat je met een beetje gemeende aandacht dat hart ook weer kan vullen.

Ik herinner me een gevangenis in Benin waar we met 250 mensen in een ruimte voor 50 zaten. We moesten om beurten slapen, omdat niet iedereen tegelijk op de grond kon liggen. De man tegen wie ik ‘plakte’ was 72, hij zat al 12 jaar in voorhechtenis.

Achteraf kreeg ik een brief van hem: “Ik weet niet of je erin slaagt de aandacht van de wereld te vestigen op deze hel”, schreef hij, “maar voor mij is je project geslaagd. Je was mijn eerste bezoek in twaalf jaar.”

We kunnen elkaar het gevoel geven dat de ander er toe doet, dat heeft hij me geleerd. En dat maakt ons leven de moeite waard, ondanks alle problemen, ellende en miserie. Leegte wordt gevuld in de mate dat mensen met elkaar in verbinding gaan.


Twaalf bananen en een hand om vast te houden

Net in de desolaatheid van een gevangenis heb ik ook hele mooie dingen zien gebeuren. Waarden die je daar misschien niet vermoedt: creativiteit, humor, solidariteit. Ik heb een maand in een gevangenis in Congo doorgebracht waar geen water en geen eten was. Er kwam enkel eten binnen via de bezoekers. We zaten in een cel met 72. De oudste in de cel was 87. Op een dag kreeg hij bezoek van zijn vrouw, ze had twaalf bananen mee. Die man heeft zijn twaalf bananen gedeeld met de 71 andere gevangenen. Ik heb daar geleerd dat een mens niet enkel leeft van brood en bananen, maar ook van solidariteit. Die man heeft toen met zijn daad van liefde meer gevuld dan enkel lege magen.

Maar vaak zijn er geen bananen. Vaak vind ik de juiste woorden niet om moed in te spreken. Dan volstaat het om er te zijn. Presentie is essentieel. Mensen het gevoel geven dat ze niet alleen zijn. Misschien is dat de liefde in haar puurste vorm. Omdat het zo eenvoudig is. Aanwezig zijn, een hand vasthouden.

Leegte is ook innerlijke pijn
Als ziekenhuispastor werk ik vaak op de afdeling palliatieve zorgen. Je ervaart hier veel verdriet, onmacht, angst. En vaak heeft dat te maken met verbroken relaties. Je wil niet weten hoeveel mensen er naar hun dood gaan met een onopgelost conflict. En dat holt hen net zo hard uit als hun fysiek lijden. Die enorme innerlijke pijn, dat is ook leegte. Laten we onszelf en elkaar dat niet aandoen. Verzoening is liefde die de pijnlijke leegte vult.

De bloemen van mevrouw Maria
Ik heb zelf ook wanhoop en leegte ervaren. Toen ik in 1987 naar Chili vertrok, was ik een jonge wereldverbeteraar. Wij zouden die Pinochet wel van zijn troon stoten! Vijf maanden later was die ‘honeymoon’ voorbij en viel ik in een diep, zwart gat. Het project met de lijmsnuivende straatjongeren draaide vierkant. Vrienden verdwenen en werden in de gevangenis gefolterd. Ik herkende ze amper wanneer ik ze terugzag, zo erg waren ze toegetakeld. En toen kwam uit België het bericht dat twee van mijn vier zussen een levensgevaarlijk ongeval hadden gehad.

Die nacht dacht ik: “Er is geen God. Er is alleen maar leegte.” Ik lag te huilen en te vloeken in mijn bed. “Als het zin heeft wat ik hier doe”, bad ik, “laat me dan één lichtpuntje zien, één teken van goedheid. Dan blijf ik, dan hou ik vol.” Na uren woelen en wanhoop zag ik het in een flits: in een krotwoning had ik die dag een leeg conservenblik gezien, met bloemen erin. De vrouw die daar woonde was straatarm, maar ze had wel de moed om haar krot op te fleuren met bloemen! Ik ben mijn bed uitgesprongen en ik heb op een velletje papier geschreven: Flores de señora Maria. Uit dat eenvoudige boeketje sprak zoveel liefde en hoop. Het heeft wat ik in Chili probeerde te doen, met veel vallen en opstaan, weer inhoud en zin gegeven.

Sindsdien noteer ik elke avond drie lichtpuntjes van de voorbije dag. Het was 29 juli 1987 en ik doe dat nog altijd. Liefde durven voelen voor eenvoudige dingen waar je vaak argeloos aan voorbijgaat, ook dat vult een grote leegte.  

(tekst: Christina van Geel /fotograaf: © Katrin Torfs)

Download hier de maandspreuk →