Marijke Pinoy

Nieuwjaarsbrief aan een gedetineerde

Lieve mevrouw,
 
Hoe gaat het met u? En hoe gaat het met uw kinderen? Komen ze dikwijls op bezoek? Hoeveel keer per week? Hoe lang blijven ze dan? Kunt ge er voldoende alleen bij zijn? Om hen gewoon ne keer goed vast te pakken, om hen in hun haren te wrijven, zachtjes aan hun oorlelletjes te trekken?
 
En hebt gij dan ook van die banale ruzies met hen? Met uw kinderen? Over hun veel te vuile broek, en dat hun oksels teveel stinken, en ze zich wat vaker moeten wassen Of vindt ge het juist fijn om hun okselgeur te ruiken, en de kleine akkefietjes die er tussen jullie zijn te koesteren? En hebben zij dingen van thuis voor u mee? Die Mon Chéries die ge zo graag eet? Niet die van den Aldi, omdat ze weten dat ge die niet graag eet, maar die echte echte? En brengen zij dan hun beginnende schrijfsels mee? Delen ze met u foto’s van hun liefjes? Als het dochters zijn, vertellen ze over de buikpijn die ze voelen als ze hun eerste maandstonden krijgen? Of als het zonen zijn, vragen ze u waarom meiskes zo raar zijn? En als ze ziek zijn? Vragen ze dan of ze nog 'n dagske langer thuis mogen blijven omdat ze nog geen goesting hebben om terug naar school te gaan?
 
Al dat soort vragen spoken door mijne kop, al dat soort vragen zou ik u willen vragen. Wetende dat juist die dingen, die alledaagse kleine dingen, u ontzegd worden en onmogelijk zijn gemaakt. Omdat dat banale leven, dat kleine leven van elke dag samen, u is afgepakt. En het zich beperkt tot die paar luttele uren bezoekrecht. Uren die gij niet zelf kiest, maar die u en de uwen zijn opgelegd. Niets organisch!!!
 
Ik ben beschaamd voor zoveel ongepaste gedachten. U een nieuwjaarsbrief schrijven valt mij moeilijk, in alle eerlijkheid. Ik besefte niet dat ik het zo lastig ging hebben om gewoon te doen tegen u. Simpelweg omdat uw contouren zo verschillend zijn van de mijne. Godverdomme toch!!!!
 
De ergste nachtmerrie die ik voor mezelf kan bedenken is dat ik mijn kinderen niet zelf zou kunnen oproepen, hoe ongraag ik ‘s morgens ook uit mijn nest kruip. Dat ik ‘s nachts niet in hun kamer zou kunnen gaan piepen om te zien of ze al thuis zijn gekomen met die stomme brommer die ik niet zag zitten.
 
Dat ik geen cadeautje voor hunne verjaardag zou kunnen gaan kopen, een gitaar, een versterker, wat dan ook. Dat ik nooit met hen nog een koffie of een chocomelk of een cava zou kunnen drinken, ergens in een klein cafeetje, eentje waar mijn kinderen met hun vrienden ook naartoe gaan. Dat ik hen niet zomaar zou kunnen opbellen, omdat ik denk dat ze hun boterhammen zijn vergeten, of omdat ik hoor van het secretariaat van de school dat ze weeral eens veel te laat aankwamen.
 
Mijn enige en echte vraag is: Hoe gaat ge daarmee om, met al dat teveel aan gemis? Met al dat verdriet? Wordt uwe kop daar niet zot van? Krijgt ge dan niet teveel zwarte gedachten door al dat gemis? Eén zekerheid achtervolgt u gans uw leven, bedenk ik dan tegen beter weten in, in uw plaats.
 
Uw moedergevoelens verliest ge niet, nooit. Of ge nu zit opgesloten in dat klein kamertje of niet: dat fucking moederschap kondigt zich altijd en overal onaangekondigd aan. Dat moet toch zondermeer zeer doen, zeer die ge met niets kunt vergelijken. Dat moet u toch de muren doen oplopen. Die beeldspraak zult gij, willens nillens, meer dan iemand anders kunnen verstaan. Pardon daarvoor, maar ik vond er geen beter. Daarom, en voor zoveel meer, wens ik u al de momenten dat ge wel als moeder samen zijt met uw kinderen zo veel veel veel liefde toe.
 
Ik wens u zo toe, dat als uw kinderen niet fysiek aanwezig zijn, ze er toch ergens zijn. Ik wens zo dat het u ooit nog eens mag lukken om uw kinderen buiten die muren om te kunnen zien en te kunnen aanraken. Ik wens zo dat ge toch intens het moederschap kunt beleven, hoe anders de vorm, of hoe beperkt de tijd ook is. Want ik denk dat ge stukske bij beetje leert dat de intensiteit niet altijd met veelheid gepaard moet gaan. Dat misschien net door de beperktheid de kwaliteit des te groter wordt. Ik hoop zo dat het dát is, ik wens het u uit het diepste van mijn hart toe.
 
Ik, van de overkant, kan u zeggen dat niet alles rozengeur en maneschijn is. Er zijn momenten dat ge tiert en roept tegen mekaar, Dat uw kinderen u verwijten naar uwe kop slingeren. Dat ge zelf tot de bevinding komt, met momenten, ondanks het goeie menen, dat de uitwerking niet over gans de lijn fantastisch is. Dat ge u een schijtpaal voelt. Dat ge weet dat ge veel te egoïstisch zijt, zogezegd in het belang van uw kinderen. Dat ge het helemaal niet zo goed doet. Dat ge denkt, wat voor een fucking slechte, egocentrische bitch van een moeder ge wel zijt. Enzovoort enzovoort enzovoort.
 
En soms denk ik, lieve mevrouw, soms denk ik dat uw beproefde, afgeschraapte liefde zo aangescherpt fijn is geworden dat ge ons, de moeders van de overkant, met al de figuurlijke was en plas, nog veel kunt leren. Het is een geven en een nemen, onze zo verschillende levens. Want ooit moet ik, als moeder van de overkant, ook mijn kinderen loslaten, of ik dat nu graag heb of niet.
 
Een heel leven lang ben ik daar mee bezig, met die navelstreng door te knippen. Met vallen en opstaan en vooral met vallen. En gij hebt dat van de ene op de andere dag moeten doen. Chapeau, wat een moed, wat een kracht is daarvoor nodig.
 
Moedertje, moedertje.
Ik wens u heel veel liefde toe.

 
Marijke

Meer getuigenissen en verhalen